Foto’s © Slawomira Kozieniec
Aan de populaire winkelpromenade Istiklal, op een steenworp afstand van het Nederlandse consulaat, staat een onopvallend kantorengebouw met een opvallende naam, Turhol Han.
Vroeger was dit gebouw, dat rond 1880 werd opgetrokken, een Nederlands handelshuis in deze Europese, kosmopolitische wijk Beyoĝlu met modieuze winkels en restaurants, waar in de tijd van de sultans veel niet-moslims zoals Grieken, Joden, Armeniërs, protestanten en katholieken uit Europa woonden.
Turhol klinkt Turks, maar is geen Turks. Het is een samentrekking van twee Nederlandse woorden: ‘Tur’ staat voor Turkije, ‘hol’ voor Holland. ‘Han’ komt uit het Perzisch en betekent onder meer handelshuis, huis, herberg.
In de onderste verdiepingen van het gebouw is nu de kledingwinkel Mavi gevestigd, een Turkse keten gericht op denim. In de rest van het gebouw zitten kantoren, onder mer het Nederlandse juridische vertaalbureau Dragoman van Maarten Korpershoek. Tijdens een bezoek zag ik dat de kantoren aan de achterkant van het gebouw een fantastisch uitzicht hebben op de Bosporus.
Dit pand, met zijn oorspronkelijke gietijzeren deuren, is van een Turkse architect en was na de Tweede Wereldoorlog in gebruik als het handelshuis van Jan van ’t Hooft. Hij kocht er 4 verdiepingen. Een daarvan gebruikte hij als opslagruimte.
Van ’t Hooft, wiens vader tabakshandelaar was, was een markante Nederlandse pionier en handelaar uit Leiden, die vele talen sprak en in 1908 in Constantinopel (Istanbul) neerstreek. Hij was toen 28.
Twee jaar later trouwde hij met Hilda uit Izmir, die half Frans en half Italiaans was. Ze kochten een Ottomaanse houten villa in het dorpje San Stefano, zo’n 10 kilometer buiten het oude centrum van Istanbul, dat nu Yeşilköy heet en een wijk is in het district Bakırköy aan de Zee van Marmara.
Jan was een knappe man, altijd tiptop gekleed in scherp gesneden maatpakken volgens de laatste mode. Die liet hij zich waarschijnlijk aanmeten door de Nederlandse kleermaker en modeontwerper Jan Botter, die tevens de hofkleermaker was van sultan Abdülhamit II.
Even verderop in de straat, vlakbij het Zweedse consulaat, staat het huis van de couturier, het eerste art-nouveau gebouw van Istanbul dat in 1901 voor Botter werd gebouwd in opdracht van de sultan.
In zijn vrije tijd hield Van ’t Hooft ervan om met een kapiteinspet op te lopen.
Hij werd een vermogend man, die populair was, ook in de kleine Nederlandse gemeenschap in Constantinopel, toen niet groter dan zo’n 150 mensen, inclusief de kinderen.
Van 1957 tot 1959 was hij op voorspraak van het ministerie van Buitenlandse Zaken door koningin Juliana aangesteld als vice-consul in Istanbul.
“Hij kreeg er geen cent voor”, zegt zijn kleinzoon Wolfert. “Het was net na de oorlog en de overheid had geen geld”.
Het import- exportbedrijf dat Van ’t Hooft opzette, noemde hij de Nederlandsche Oriënt Handelsmaatschappij – Société de Commercial Néerlandaise Constantinople.
Dat was eerst gevestigd in het handelshuis Mesadet (Welvaart) Han, het eerste gebouw in Constantinopel dat in 1915 met gewapend beton werd neergezet. Het is nog steeds te bewonderen aan de Yalı Köşkü Caddesi, in de bedrijvige wijk Sirkeci aan de haven van de Gouden Hoorn waar vrachtschepen uit alle windstreken goederen aanvoerden en vlakbij het Sirkeci station waar producten uit Europa per trein arriveerden.
Helaas is het handelsgebouw, dat later werd omgedoopt tot Liman Han, ernstig verzakt. Het gebouw zit zo degelijk, als een bijna onwrikbare structuur, in elkaar, dat het nu als één blok achterover helt. Dit heeft ongetwijfeld met de zwakke bodem te maken, zo dicht bij het water, en een onvoldoende diepe fundering. Voor de veiligheid van de voetgangers is het nu omgeven met aluminium hekwerk. Het verval van het historische gebouw gaat hard, mede omdat veel van de ramen kapot zijn of open staan en ook het dak lekt zodat de regen zijn verwoestende werk kan doen.
Zijn bankzaken deed Jan van ’t Hooft vanaf de tweede helft van de jaren ’30 met Nederlanders bij de ook in Istanbul gevestigde Hollandsche Bank-Unie (HBU). Die zat eerst, zoals de hoofdkantoren van alle banken, in Karaköy. Daarna op de eerste verdieping van de winkel- en bioscooppassage Atlas aan de Istiklal Caddesi.
Die ontstond in 1933 uit een fusie tussen de Hollandsche Bank voor Zuid-Amerika en de Hollandsche Bank voor de Middellandsche Zee, die later werd opgenomen in de ABN AMRO.
Een van de andere Nederlandse klanten die zijn geldzaken deed bij de HBU-vestiging in Istanbul was het Consulaat-Generaal. Het lokale personeel werd cash betaald, eerst in Turkse lira’s, later, tot hun vreugde, in harde guldens.
Aan het HBU-kantoor op de Istiklal Caddesi werd tegen het eind van de maand doorgegeven hoeveel geld het consulaat voor de salarissen wilde ophalen. Hasan, de toenmalige portier, ging het pakket biljetten halen. Een medewerker op het consulaat verdeelde de guldens in bruine papieren zakjes en zo werden de salarissen lange tijd uitbetaald. Soms waren er te weinig bankbiljetten van kleine denominaties en moest Hassan naar een wisselkantoortje in de buurt om ze om te wisselen in briefjes van tien gulden.
Het verweerde, houten en geschilderde naambordje van de HBU-vestiging in Istanbul, de Holantse Bank-Üni N.V., vond ik tijdens een van mijn zwerftochten door de oude stad op het terras van cafetaria Zanaat Atelye Muze & Cafe, in het steeds populairder wordende buurtje Tophane, waar het als decoratie aan een muur hing. Het cafetaria is gevestigd in een verwaarloosd gebouw dat stamt uit 1820 en vanaf 1885 dienst deed als het Franse katholieke weeshuis St. Joseph.
‘Ardiyesi’ betekent opslagplaats, depot. Handelaren konden daar goederen opslaan als onderpand voor een lening om ze later, verhoogd met rente, terug te kopen. Als de handelaar zijn lening niet kon aflossen, verkocht de bank de goederen.
Turhol Han was niet voorzien van een lift, dus alle goederen moesten naar boven of naar beneden worden gesjouwd door ‘hamals’, menselijke pakezels, die nu alleen nog in de wijk van de Kruidenbazaar en de Grote Bazaar werkzaam zijn.
Van ‘t Hooft importeerde onder meer brandkasten van Lips uit Dordrecht en verkocht deze aan banken in Istanbul. Er is er nog een hele imposante te bewonderen in de voormalige Iş Bankası, om de hoek van de Nieuwe Moskee (Yeni cami in het Turks), in de wijk Eminönü, vlakbij de Kruidenbazaar.
Die brandkast is voor iedereen te zien, want het oude bankgebouw is nu een museum. Loop de trap af naar de kelder en daar zie je de zware kluisdeur open staan. Die geeft toegang tot de enorme inloopkluis met allerlei safeloketten waarin bankbiljetten, goud, juwelen, en andere kostbaarheden bewaard werden van de bank en haar klanten.
Op de kluisdeur is het fraaie merklogo van de brandkasten- en slotenfabriek Lips te bewonderen, een in Jugendstil uitgevoerde gevleugelde stier uit de Mesopotamische en Perzische mythologie.
Ook het Consulaat-Generaal had een brandkast van Lips, ongeveer zo groot als een kledingkast met een cijferslot. Die brandkast is bij de grondige renovatie en verbouwing van het gebouw ‘overbodig’ geworden. Een medewerker mocht hem meenemen. ‘Hij heeft hem helaas verkocht”, zegt Gerrie Schaafstra, die 22 jaar op het consulaat heeft gewerkt en onder meer belast was met de financiën.
Behalve groothandelaar en leverancier voor Turkse winkeliers was van ‘t Hooft de eerste plaatselijke vertegenwoordiger van de KLM.
Die maakte in 1924 met een Fokker VII (H-NACC) de eerste vlucht tussen Schiphol en Jakarta, met een tussenstop in Istanbul.
Zijn zoon Frans, die als 6-jarig jongetje de aankomst van het eerste KLM toestel meemaakte, begon in Turhol Han het eerste reisbureau dat zich specialiseerde in reizen tussen Nederland en Turkije.
Zijn zus Ida kreeg een baan als stewardess bij de KLM. Op de begane grond van de Turhol han zat het eerste kantoor van de KLM. Toen daar voor de deur een bushalte kwam, is de KLM-vestiging vertrokken naar het Taksimplein.
Net als bij zijn vader zat handel bij Frans in de genen. Met zijn bedrijf Felemenk Ticaret Şirketi importeerde hij uit Nederland onder meer medicijnen, vooral penicilline, en babyvoeding. De protestantse werkethiek van zijn vader, had hij echter niet. Hij genoot van het uitgaansleven in Beyoğlu, was vaak te zien in de solans van de high society, en in de Orient bar van het Pera Palas hotel. “Hij was vooral een playboy”, aldus zijn zoon Wolfert.
Wolfert (1949), de kleinzoon van pionier Jan van ’t Hooft, woont nog steeds in Istanbul. De eeuwige vrijgezel heeft de Nederlandse nationaliteit, maar spreekt amper nog Nederlands, hoewel hij het wel leest. Voor zijn werk bij de Turkse bank Iş Bankası reisde hij veel. Hij woonde onder meer in de Verenigde Staten en vier jaar als expat in Den Haag (1986-1990). Als sales manager moest hij nieuwe klanten werven voor de bank. Zijn vader kocht een villa in Miami.
In Istanbul keek hij ieder jaar uit naar Koninginnedag, wanneer hij op het Nederlandse Consulaat weer kon genieten van typisch Nederlandse lekkernijen, zoals bitterballen, Goudse kaas, en Hollandse Nieuwe.
Als verwoed amateur historicus en verzamelaar specialiseerde Wolfert zich in zijn vrije tijd in de Slag om Gallipoli (Turkse Dardanellen) uit 1915 waarin de geallieerden probeerden met een Brits/Franse vloot een maritieme doorbraak te forceren om Constantinopel te veroveren.
De slag om Gallipoli liep uit op een catastrofe ten koste van een enorm aantal slachtoffers, zowel aan geallieerde als aan Turkse kant. De Turken wonnen uiteindelijk, mede dankzij het doortastende optreden van officier Mustafa Kemal (de latere Atatürk), commandant van een van de divisies, die zijn troepen aanspoorde om niet op te geven met zijn beroemde uitspraak: “Ik geef jullie niet de opdracht om te vechten, maar om te sterven. In de tijd die nodig is om ons te doden, kunnen andere troepen en commandanten komen om onze plaatsen over te nemen”.
Wolfert heeft in de loop van zijn leven een indrukwekkende bibliotheek opgezet met ruim 7.700 boeken, landkaarten, en ander materiaal over de Slag om Gallipoli, waar uit heel de wereld onderzoekers op afkomen.
Dat werd hem op den duur teveel. Hij schonk zijn unieke collectie aan het ministerie van Cultuur en Toerisme in Ankara. Ambtenaren beloofden hem dat er een speciale Gallipoli bibliotheek zal worden gebouwd die naar hem vernoemd zal worden. “İnşallah”, zegt Wolfert. Vrij vertaald: eerst zien, dan geloven.
Wil je meer ontdekken van mijn Istanbul?
Bestel dan hier mijn wandelgids: