In het midden van de Kalverstraat van Istanbul, de Istiklal Caddesi, schuin tegenover de monumentale, barok versierde poort van het Galatasaray lyceum, is een fraai gebouw met de naam Çiçek Pasajı (Bloemenpassage), of zoals er boven de ingang staat geschreven Cité de Péra.
Het L-vormige gebouw uit 1876 was een van de eerste winkelpassages in Constantinopel. Het concept was overgenomen uit Europa waar dit soort passages toen populair was in steden als Londen, Parijs, Berlijn en Den Haag. Beneden waren 24 exclusieve winkels en daarboven 18 luxe appartementen.
Op deze plek stond vanaf 1844 het Naum Theater. Dat brandde af tijdens de Grote Brand van 1870. Na de Oktoberrevolutie van de communisten in 1917 kwamen er veel Russische vrouwen van de gevluchte en verarmde aristocratie naar Constantinopel. Ze probeerden hier het hoofd boven water te houden door winkeltjes te openen, op te treden als danseressen, te werken als hoertjes, en snijbloemen te verkopen in deze passage. In de volksmond kreeg deze overdekte winkelgalerij daarom de naam Bloemenpassage.
Na de vlucht van de meeste Grieken uit de stad in 1955 verloor de passage zijn glamour en werd een hangplek voor arbeiders, taxichauffeurs en vis verkopers, die hier kwamen drinken en eten. Ongeveer een eeuw na de bouw van de passage zakt in 1978 het dak in. Tien jaar blijft het gebouw op slot. Na de heropening in 1988 nam de populariteit van de gerenoveerde passage met zijn vele meyhanes (taveernes) snel toe bij Turken die wat meer te spenderen hadden en bij de eerste toeristen.
’s Avonds is het er altijd gezellig. Roma muzikanten zorgen voor live muziek. Waar de passage naar links buigt, zijn boven op de eerste verdieping oude foto’s te zien.
Een daarvan is van de Armeense straatmuzikant madam Anahit. Haar wieg stond in de naburige wijk Tarlabaşı. Verliefd op de accordeon werd ze in haar vroege tienerjaren toen ze een Griekse buurjongen op het instrument hoorde spelen. Sinds eind jaren ’50 trad ze vrijwel elke avond op in de Bloemenpassage en in het barstraatje Nevizade met haar Hohner accordeon, tot ze in 2003 op 77-jarige leeftijd overleed. Ze was hét gezicht van het nachtleven in deze buurt met haar lage stem en van blues doortrokken accordeonsound.
In 1983, tijdens mijn eerste bezoek als journalist in Istanbul, zag ik haar hier voor het eerst en genoot van haar muziek.
Roken en drinken deed ze niet. Om geld vroeg ze nooit, al was ze altijd dankbaar als je haar wat gaf. Een van haar populairste liedjes was de tango Papatya gibisin beyaz ve ince (‘Je bent als een madeliefje, wit en slank’).
En hoewel ze een levende legende was, kwamen er behalve haar twee zonen en twee dochters uit vier huwelijken en een paar familieleden maar een handvol van haar fans afscheid nemen tijdens de uitvaartmis in de mooie Armeense Üç Horan kerk, verderop in het straatje naast de andere ingang van de Bloemenpassage.
Wil je meer weten van mijn Istanbul? Bestel dan mijn Wandelgids voor je volgende bezoek bij mijn uitgever Odyssee. Veel plezier!